maandag 31 maart 2014

Moord in de moestuin

De reiger (zie bericht onder het stuk over compost) komt inderdaad elke dag lunchen. Inmiddels weet ik ook hoe het komt: onze buurvrouw tante Greet, die een groot hart heeft voor alles wat groeit, bloeit en leeft, heeft hem deze winter, toen hij ziek en zwak was, opgekalefaterd met lekkere hapjes. Maar omdat hij nu sterk genoeg is, doet ze dat niet meer: "Nu moet ie het zelf doen", zei ze. En dat doet hij dus. Hij zit 's middags op het dak van de Prinses Irenestraat en komt vandaar zijn eten halen.
Gerda trof vandaag in de buurt van het schuurtje een dode kikker aan. Het is dus tijd voor actie. Maar wat?
Een manier is om de oever dicht te beplanten, zodat hij er niet bij kan. De oevers zijn nu nog vrij kaal en we moeten er zelf via het trappetje ook nog bij kunnen. Maar staan in water van 30 cm. diep vindt hij prima en hij heeft kennelijk plek genoeg om te landen en vandaar naar de vijver te kuieren. Een nepreiger werkt alleen tegen mannetjes, vrouwtjes komen dan nog steeds (vraag me niet waarom, wie het weet mag het zeggen, want intrigerend vind ik het wel) en we weten niet of dit een meneer of een mevrouw reiger is. En ze wennen snel aan stilstaande objecten.
Een net spannen is effectief, maar lelijk. Wat wel werkt volgens diverse tuinsites is het hoog (en als dat niet kan laag) spannen van draden van visdraad, zodat de toegang tot de vijver versperd wordt. Hij ziet de draden niet, vliegt of loopt ertegenaan en schrikt zich rot. Je kunt er stukjes aluminiumfolie aan binden, zodat de reiger er al van schrikt voor hij ze aanraakt en zich dus niet verwondt. Tenslotte schijnen licht reflecterende dingen (speciale bollen of oude cd's) hem wel af te schrikken.

Wordt vervolgd.

zaterdag 29 maart 2014

Worm versus compost

Je gooit alle tuinafval en wat keukenrestjes op een hoop en klaar, toch?
Kan je doen, maar of je dan snel goede compost krijgt is zeer de vraag.
Maar hoe moet het écht? Er zijn veel verschillende composteermethoden, en als je je erin verdiept lijkt het wel een wetenschap.

Op de moestuin zaten we ook met vragen als:
  • Wat doe je met groenafval waar ook gras (incl. zaden en wortels) en onkruid als zevenblad, sterk woekerende resten van bijv. aardperen? Gaat dat allemaal echt helemaal verrotten of gaat het aan het eind, als je de compost in de bedden gaat gebruiken, weer opnieuw ontkiemen en doorgroeien? 
  • Onze plastic bakken werken goed dankzij enorme hoeveelheden wormen en helemaal niet omdat ze warm worden. Wat gebeurt er precies?
  • Groenafval komt soms met grote hoeveelheden tegelijk. Jammer om het organische materiaal af te voeren, maar waar laat je het als het composteren zo lang duurt? 

Inmiddels zijn we een workshop van Leoni Walliser (van CityPlot), veel googlen en nog meer discussies verder en hebben we besloten om eens te gaan experimenteren met twee systemen: Een wormenbak en een klassieke compostbak.

Wormenbak
Bij nader onderzoek bleek dat de plastic bakken die we al hadden staan eigenlijk helemaal geen compostbakken zijn, het zijn wormenbakken. Kijk eens onderin, het krioelt er van de wormen. Kilo's wormen zitten erin. En we hebben ook nog geluk dat ze er zomaar zijn gekomen.
Het gaat namelijk om een speciaal soort wormen uit de groep van de strooiselwormen, het lijkt erop dat we zelfs de Eisenia fetida, ook wel tijgerworm genaamd te gast hebben in onze bakken. Ze vreten alles op wat we erin gooien en poepen elke dag minimaal de helft van hun lichaamsgewicht weer uit: Dat is waar het allemaal om draait, die zware zwarte wormenpoep die ontzettend vruchtbaar is.
Dat onze bakken goed werken is inmiddels bewezen, daar hoeven we niets meer aan doen. Het is misschien niet de snelste methode om compost te krijgen maar de kwaliteit kan haast niet beter.
We houden het huidige wormen dieet aan:
Groenafval en veel keukenresten volgens de algemeen bekende aanbevelingen.
Logisch ook dat er absoluut geen bespoten materiaal in moet, weinig grof materiaal (takken) en ajb geen extra stikstof (voor onze tuinierders: de pot-factor). We denken dat in de wormenbak beter geen (gras)zaden en wortels van woekerend onkruid gedaan moeten worden, die kunnen beter op een goed broeiende composthoop, daar komen we nog op.
De wormen vreten steeds door naar de volgende laag voedsel. Die laag moet niet te dik zijn,  het moet zoveel zijn dat de wormen het binnen een week kunnen opeten. Een te dikke laag kan rotten en stinken (vinden de wormen niet lekker) of het materiaal gaat composteren en hierbij komt te veel warmte vrij waardoor de de wormen zelfs dood kunnen gaan. 
Onder in de bak blijft op een gegeven moment alleen de wormenpoep over. Die kun je via de lade onderaan de bakken in kleine hoeveelheden eruit halen. Omzetten, doormengen en overhoop halen van de bakken is niet aan te bevelen. Verder is het goed om de deksel op de wormenbakken te houden. Wormen houden van donker en vochtig. Verplaats je gewoon in een worm en je snapt het.

Compostbak
Hier willen we proberen om een snelle broeder van te maken die grotere hoeveelheden materiaal inclusieve zaden en wortels, citrusschillen en ander kritisch materiaal kan verwerken. Daarvoor moet de temperatuur omhoog naar 50 tot 60 °C (wormen overleven dat niet).
Om een hoge temperatuur te bereiken heb je de juiste verhouding van stikstof en koolstof nodig, dan gaan allerlei micro-organismen heel hard aan het werk. 
Zuurstof toevoegen is - in tegenstelling tot de wormenbak - essentieël.
Zuurstof toevoegen doe je door de boel regelmatig om te zetten. Daarom hebben we ook drie bakken naast elkaar geplaatst. Zodra de eerste bak helemaal vol is en even heeft gebroed, zetten we hem om naar de tweede, en dan door naar de derde - dat allemaal binnen ca. een half jaar.

Er zijn in principe twee soorten "voedsel" die we op de composthoop aanbrengen. Het 'bruine' deel bestaat uit afgevallen bladeren, hout, stro, wat eierdozen een paar oude kranten kunnen er ook bij. Al deze materialen bevatten veel Koolstof. Het 'groene' deel bestaat uit verse stoffen zoals onkruid, gras, keukenrestjes, fruitschillen e.d. (veel stikstof).
We houden als vuistregel een verhouding van 2/3 bruin en 1/3 groen aan.
Als de juiste verhouding niet direct beschikbaar is maken we buiten de compostbakken tijdelijke hoopjes - tussenopslag dus.
Momenteel zie je bijvoorbeeld in een van de bakken een hoop takken liggen. Die liggen daar tijdelijk omdat niet genoeg groen beschikbaar was om de boel goed te mixen.

Belangrijk is het om ook deze compostbakken - net zoals de wormenbakken - te voeden met keukenresten. Slimme tuinierders voegen hier wél de pot-factor toe. En ook deze compostbakken moeten altijd vochtig blijven. Als het erg droog is moeten ze dus absoluut met water besproeid worden.
Ik zou zeggen, verplaats je in een microbe, dan snap je het.

De belangrijkste verschillen tussen een wormenbak en compostbak

wormenbak
compostbak
Verhouding GFT/vezelachtig materiaal komt niet zo kritisch
goed opbouwen in de juiste koolstof/stikstof verhouding belangrijk
Niet omzetten, dus minder arbeidsintensief
Regelmatig omzetten om te beluchten
Duurt lang
Bij goede verhouding snelle compostering
Oogsten van de wormenpoep is arbeidsintensief, de wormen moeten terug in de wormenbak
Compost is direct te gebruiken
Weinig keukenafval erop gooien
Grote hoeveelheden tegelijk, mits in de juiste verhouding
Keukenafval fijn snijden
Fijn snijden is niet van groot belang, versneld het composteringsproces wel
Temperatuur mag niet boven 30°C komen, voorkom broeien
Hoge temperatuur door broeien (50-60°C) versneld compostering
(onkruid)zaden behouden kiemkracht
Als de composthoop goed broeit worden de zaden geïnactiveerd
Geen zaden en wortels van onkruid, brood, citrusschillen, vet, gekookte groente, pot-factor, vleesresten, niet-biologische aardappelschillen
Geen vet, vleesresten, niet-biologische aardappelschillen


(Stuk van Markus & Lodewijk, chefs du compost a la Erwt))

vrijdag 28 maart 2014

Het moet niet te gek worden!

Vanmiddag, op deze stralende lentedag, was ik heel tevreden aan het wieden in onze prachtige tuin. Blij met alle lieveheersbeestjes, de mezen in de bomen en het merel-paar dat in de tuin scharrelt. Ik ben al wat minder blij met de buurkat die insecten jaagt, maar toen ik van achter de bomen naar de vijver liep, zag ik wel het toppunt: een REIGER! Die me heel kwaad aankeek, alsof het zijn tuin was en ik hem stoorde bij de lunch. En dat was ook zo, want uit zijn bek hing een grote, druipende, wanhopig met zijn poten spartelende KIKKER. Een kikker, die vast in onze vijver is geboren, daar dril in de vijver moet deponeren, zodat zijn kinderen en kindskinderen de tuin vrij kunnen houden  van ongedierte. Die reiger verstoort onze balans. Ik probeerde nog voor zijn natuurlijke vijand te spelen door hem schreeuwend en met mijn armen wapperend weg te jagen. Hij vloog wel weg, met kikker en al, maar leek niet enorm onder de idnruk.

Van stadsbioloog Remco Daalder, die het leuke boekje Baltsen tussen baksteen schreef, weet ik dat reigers territoriumdieren zijn. Als ze eenmaal vinden dat een vijver hun vijver is, dan komen ze die dagelijks leeg vreten.
Natuur is leuk, maar er zijn grenzen!